Vorige dag
Vandaag
Kalender
Volgende dag
Openingstekst
Openingsriten
Lofzang
Openingsgebed
Eerste lezing
Antwoordpsalm
Tweede lezing
Sequentie
Vers voor het Evangelie
11. De priester legt de wierook op, als er wierook wordt gebruikt. Daarna vraagt de diaken, die het evangelie gaat verkondigen, de zegen. Hij staat gebogen voor de priester en zegt met zachte stem: Heer, zegen mij. De priester zegt zacht: De Heer zij in uw hart en op uw lippen. Verkondig zijn evangelie in eerbied en naar waarheid. In de naam van de Vader en de Zoon + en de heilige Geest. De diaken antwoordt: Amen.
Als er geen diaken is, zegt de priester in stilte, voor het altaar gebogen: Almachtige God, zuiver mijn hart en mijn lippen, sterk mij om uw evangelie in eerbied te verkondigen.
12. Daarna gaat de priester of de diaken naar de ambo. Hij kan begeleid worden door enkele assistenten met wierook en kaarsen.
14. Als er wierook wordt gebruikt, legt de priester deze intussen op. Vervolgens gaat de diaken die het Evangelie zal verkondigen, vóór de priester staan, en vraagt diep gebogen om de zegen, terwijl hij met zachte stem zegt: Geef mij, heer, uw zegen. De priester zegt met zachte stem: De Heer zij in uw hart en op uw lippen: opdat u zijn Evangelie waardig en getrouw verkondigt: in de naam van de Vader en de Zoon + en de Heilige Geest. De diaken maakt het kruisteken en antwoordt: Amen.
Als er geen diaken is, zegt de priester in stilte, gebogen voor het altaar: Zuiver mijn hart en mijn lippen, almachtige God, opdat ik uw heilig Evangelie waardig mag verkondigen.
15. Daarna begeeft de diaken of de priester zich naar de ambo, eventueel begeleid door assistenten met wierook en kaarsen.
Evangelie
13. Daarna kust de priester of diaken het boek en zegt in stilte: Mogen door de woorden van het evangelie onze zonden worden uitgewist.
16. Daarna kust de priester of diaken het boek en zegt in stilte: Mogen door de woorden van het evangelie onze zonden worden uitgewist.
Homilie
14. De homilie is voorgeschreven op alle zondagen en verplichte feestdagen; op andere dagen wordt zij aanbevolen. 15. Na de homilie volgt de geloofsbelijdenis, als dit is aangegeven.
17. De homilie moet door de priester of de diaken gehouden worden op alle zondagen en op verplichte feestdagen; op andere dagen wordt zij aanbevolen. 18. Na de homilie wordt, wanneer dit is voorgeschreven, het symbolum of de geloofsbelijdenis gezongen of gezegd.
Geloofsbelijdenis
Voorbede
16. Hierna volgt de voorbede of het gebed van de gelovigen.
20. Hierna volgt het universele gebed of het gebed van de gelovigen.
Eucharistische liturgie
17. Na de voorbede volgt het gezang bij de offerande. Intussen brengen de assistenten corporale, kelkdoekje, kelk en missaal naar het altaar.
18. Het is goed dat de gelovigen hun deelnemen tonen door het brood en de wijn voor de eucharistie aan te dragen of andere gaven te schenken voor de noden van de kerk en de armen.
19. De priester neemt, staande bij het altaar, de pateen met brood en houdt deze wat omhooggeheven boven het altaar, terwijl hij in stilte zegt: Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven.
Vervolgens plaatst hij de pateen met het brood op het corporale. Als er geen gezang bij de offerande wordt gezongen, mag de priester deze woorden met luide stem zeggen. Allen kunnen daarna antwoorden met de akklamatie. allen: Gezegend zijt Gij, God in alle eeuwen.
20. De diaken, of de priester, doet wijn en een beetje water in de kelk. Hij zegt daarbij in stilte: Water en wijn worden één. Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in uw goddelijk leven.
21. De priester neemt nu de kelk, houdt hem wat omhooggeheven boven het altaar en zegt in stilte: Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot bron van eeuwig leven.
Vervolgens plaatst hij de kelk op het corporale. Als er geen gezang bij de offerande wordt gezongen, mag de priester deze woorden met luide stem zeggen. Allen kunnen daarna antwoorden met de akklamatie. allen: Gezegend zijt Gij, God in alle eeuwen.
22. Daarna buigt de priester zich en bidt in stilte: In het besef van onze onmacht en onze schuld vragen wij dat onze offerande voor U aanvaardbaar wordt en wij genade vinden in uw ogen.
23. De priester bewierookt de gaven en het altaar, als er wierook wordt gebruikt. Vervolgens bewierookt de diaken of een assistent de priester en het volk.
24. Hierna wast de priester zijn handen aan de zijkant van het altaar. Hij zegt daarbij in stilte: Neem alle schuld van ons af, Heer, maak ons vrij van ongerechtigheid.
21. Hierna begint het gezang bij de offerande. Intussen plaatsen de assistenten corporale, kelkdoekje, kelk, palla en missaal op het altaar.
22. Het is passend dat de gelovigen hun deelname tot uitdrukking brengen door het brood en de wijn voor de viering van de Eucharistie aan te dragen, of door andere gaven voor de noden van de Kerk en de armen.
23. De priester neemt, staande aan het altaar, de pateen met brood en houdt deze met beide handen een weinig omhooggeheven boven het altaar, terwijl hij met zachte stem zegt: Gezegend zijt Gij, Heer, God van al wat bestaat: uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, en het werk van mensenhanden. Het zal voor ons worden tot brood van eeuwig leven.
Vervolgens plaatst hij de pateen met het brood op het corporale. Als er geen gezang bij de offerande is, mag de priester deze woorden luidop uitspreken; aan het einde ervan kan het volk antwoorden met de acclamatie. allen: Gezegend zij God in alle eeuwen.
24. De diaken of de priester schenkt wijn en een beetje water in de kelk. Hij zegt daarbij in stilte: Mogen wij door dit mysterie van water en wijn deel krijgen aan de goddelijkheid van Hem die ons menselijk bestaan heeft willen delen.
25. Hierna neemt de priester de kelk en houdt hem met beide handen een weinig omhooggeheven boven het altaar, terwijl hij met zachte stem zegt: Gezegend zijt Gij, Heer, God van al wat bestaat: uit uw milde hand hebben wij de wijn ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de wijnstok, en het werk van mensenhanden. Hij zal voor ons worden tot drank van eeuwig leven.
Vervolgens plaatst hij de kelk op het corporale. Als er geen gezang bij de offerande is, mag de priester deze woorden luidop uitspreken; aan het einde ervan kan het volk antwoorden met de acclamatie. allen: Gezegend zij God in alle eeuwen.
26. Daarna zegt de priester, diep gebogen en in stilte: In een geest van nederigheid en met een rouwmoedig hart vragen wij U, Heer: aanvaard ons. Moge het offer dat wij U heden brengen, Heer God, genade vinden in uw ogen.
27. En eventueel bewierookt hij de offergaven, het kruis en het altaar. Daarna bewierookt de diaken of een assistent de priester en het volk.
28. Vervolgens wast de priester zijn handen aan de zijkant van het altaar en zegt daarbij in stilte: Was mijn ongerechtigheid van mij af, Heer, en reinig mij van mijn zonde.
25. Terwijl hij midden voor het altaar staat, gekeerd naar de gemeenschap, spreidt hij zijn handen uit, vouwt ze samen en zegt: Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader.
allen: Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige kerk.
26. Daarna zegt de priester met uitgestrekte handen het gebed over de gaven.
29. Daarna gaat hij naar het midden van het altaar, strekt, gekeerd naar het volk, zijn handen uit en voegt ze weer samen, waarbij hij zegt: Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader.
Het volk staat op en antwoordt. allen: Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige kerk.
30. Daarna spreekt de priester met uitgestrekte handen het gebed over de offergaven uit.
Gebed over de gaven
27. Nu begint de priester het eucharistisch gebed. De handen uitspreidend zegt hij: De Heer zij met u. De priester gaat verder, terwijl hij zijn handen omhoog heft: Verheft uw hart. De priester voegt er aan toe met uitgestrekte handen: Brengen wij dank aan de Heer, onze God. De priester gaat nu verder met de prefatie. Hij houdt zijn handen uitgestrekt.
31. Nu begint de priester het eucharistisch gebed. De handen uitstrekkend zegt hij: De Heer zij met u. De priester vervolgt, terwijl hij zijn handen omhoog heft: Verheft uw hart. De priester voegt er met uitgestrekte handen aan toe: Brengen wij dank aan de Heer, onze God. De priester vervolgt de prefatie met uitgestrekte handen.
Prefatie
Op het einde van de prefatie vouwt hij zijn handen en, samen met het volk, besluit hij de prefatie, zingend of met luide stem zeggend:
Aan het einde van de prefatie voegt hij zijn handen samen en besluit de prefatie, samen met het volk zingend of met duidelijke stem zeggend:
Heilig, heilig
28. In alle missen kan de priester die delen van het eucharistisch gebed zingen, die volgens de aanwijzingen in geconcelebreerde eucharistievieringen door alle concelebranten gezongen kunnen worden.
32. In alle Missen kan de celebrerende priester vooral de belangrijkstedelen van het eucharistisch gebed zingen.
Eucharistisch gebed
Communieritus
126. Met uitgestrekte handen vervolgt de priester alleen: Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen, dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust. Hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon.
125. Met uitgestrekte handen vervolgt de priester alleen, met de woorden: Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef genadig vrede in onze dagen, dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, altijd vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle angst en onrust. Terwijl wij uitzien naar de zalige vervulling van onze hoop de komst van onze Verlosser, Jezus Christus.
Hij vouwt zijn handen. Het volk besluit met de akklamatie. allen: Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid.
Hij voegt zijn handen samen. Het volk besluit het gebed met de acclamatie. allen: Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid.
127. Daarna spreidt de priester zijn handen uit en zegt met duidelijke stem: Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: ‘Vrede laat Ik u; mijn vrede geef Ik u’, let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk; vervul uw belofte: geef vrede in uw naam en maak ons één. Hij vouwt zijn handen. Gij, die leeft in eeuwigheid. allen: Amen.
126. Daarna strekt de priester zijn handen uit en zegt met duidelijke stem: Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: ‘Vrede laat Ik u; mijn vrede geef Ik u’, let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk; en schenk haar naar uw wil vrede en eenheid. Gij, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. allen: Amen.
128. Gekeerd naar het volk voegt de priester er aan toe, terwijl hij zijn handen uitspreidt en weer vouwt: De vrede des Heren zij altijd met u. allen: En met uw geest.
127. Gekeerd naar het volk voegt de priester eraan toe, terwijl hij zijn handen uitstrekt en weer samenvoegt: De vrede van de Heer zij altijd met u. allen: En met uw geest.
129. Daarna kan die priester of diaken zeggen: Wenst elkaar de vrede. En allen geven elkaar een teken van vrede en liefde, zoals ter plaatse gebruikelijk is. De priester geeft een teken van vrede aan de diaken of assistent.
128. Daarna voegt de diaken of priester er desgewenst aan toe: Wenst elkaar de vrede. En allen geven elkaar een teken van vrede, gemeenschap en liefde, zoals ter plaatse gebruikelijk is. De priester geeft een teken van vrede aan de diaken of een assistent.
130. Daarna neemt hij de hostie en breekt haar boven de pateen. Hij laat een deeltje in de kelk vallen, terwijl hij in stilte zegt: Lichaam en Bloed van onze verrezen Heer Jezus Christus, die wij ontvangen tot eeuwig leven.
129. Daarna neemt hij de hostie en breekt haar boven de pateen. Hij laat een deeltje in de kelk vallen, terwijl hij in stilte zegt: Deze vermenging van het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus die wij gaan ontvangen, schenke ons het eeuwige leven.
Lam Gods
132. Daarna bidt de priester met gevouwen handen in stilte: Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, Gij hebt in de heilige Geest de wil van de Vader volbracht en door uw sterven de wereld tot nieuw leven gewekt. Verlos mij door uw heilig Lichaam en Bloed van elk kwaad, van alle ongerechtigheid. Geef dat ik nooit de weg van uw geboden verlaat, nooit word gescheiden van uw liefde. ofwel: Heer Jezus Christus, laat het delen in uw Lichaam en Bloed voor mij geen vonnis zijn, en geen gericht, maar een kracht die mij sterkt naar lichaam en ziel en mij geneest van alle zwakheid.
131. Daarna zegt de priester in stilte, terwijl hij de handen samengevoegd houdt: Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, Gij hebt naar de wil van de Vader en in de kracht van de Heilige Geest door uw dood de wereld ten leven gewekt. Bevrijd mij door uw allerheiligste Lichaam en Bloed van al mijn ongerechtigheden en alle kwaad. Geef dat ik altijd aan uw geboden gehecht blijf en sta niet toe dat ik ooit van U gescheiden word. ofwel: Heer Jezus Christus, moge het ontvangen van uw Lichaam en Bloed voor mij geen vonnis zijn en geen veroordeling, maar laat het, door uw liefdevolle barmhartigheid, tot bescherming en genezing zijn van mijn geest en lichaam.
133. De priester knielt, neemt de hostie, houdt haar boven de pateen en zegt met duidelijke stem, terwijl hij naar de gelovigen gekeerd is: Zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld.
132. De priester knielt, neemt de hostie, houdt haar een weinig boven de pateen of boven de kelk en zegt met duidelijke stem, terwijl hij naar het volk gekeerd is: Zie, het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. Zalig zij die genodigd zijn tot de maaltijd van het Lam.
En tegelijk met de gelovigen antwoordt hij eenmaal. allen: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden.
En samen met het volk antwoordt hij éénmaal. allen: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn ziel zal gezond worden.
134. Naar het altaar gekeerd zegt de priester in stilte: Het Lichaam van Christus beware mij tot eeuwig leven. Hij communiceert.
Daarna neemt hij de kelk en zegt in stilte: Het Bloed van Christus beware mij tot eeuwig leven. Hij drinkt uit de kelk.
133. Naar het altaar gekeerd zegt de priester in stilte: Het Lichaam van Christus beware mij tot eeuwig leven. En eerbiedig nuttigt hij het Lichaam van Christus.
Daarna neemt hij de kelk en zegt in stilte: Het Bloed van Christus beware mij tot eeuwig leven. En eerbiedig nuttigt hij het Bloed van Christus.
135. Nu neemt hij de pateen of ciborie, gaat naar de communicanten en toont aan ieder van hen de hostie door haar wat omhoog te heffen. Hij zegt: Lichaam van Christus. De communicant antwoordt: Amen. Daarna ontvangt hij de communie.
Op dezelfde manier doet dat de diaken, als hij communie uitreikt.
136. Als de gelovigende communie onder beide gedaanten ontvangen, wordt de ritus gevolgd die elders is beschreven. 137. Terwijl de priester te communie gaat, begint het gezang bij de communie.
134. Daarna neemt hij de pateen, hostieschaal of ciborie, gaat naar de communicanten en toont aan ieder van hen de hostie door haar een weinig omhoog te heffen en zegt: Lichaam van Christus. De communicant antwoordt: Amen. En communiceert.
Op dezelfde manier handelt de diaken, als hij de heilige Communie uitreikt.
136. Terwijl de priester het Lichaam van Christus nuttigt, wordt het gezang bij de communie ingezet.
Communievers
138. Als het uitreiken van de communie geëindigd is, reinigt de priester, de diaken of de akoliet de pateen boven de kelk en daarna de kelk zelf. Tijdens de reiniging bidt de priester in stilte: Heer, laat ons in een zuiver hart opnemen wat wij met de mond hebben genuttigd. Laat de gave die wij hier ontvangen hebben een middel tot heil zijn voor de eeuwigheid.
139. Daarna kan de priester naar zijn zitplaats teruggaan. Gedurende enige tijd kan er een stilte onderhouden worden dan wel een psalm of lofzang gezongen resp. gezegd worden.
140. Daarna zegt de priester staande bij zijn zitplaats of bij het altaar: Laat ons bidden. Allen bidden met de priester enige tijd in stilte, behalve wanneer er al een stilte voor het gebed geweest is. Vervolgens bidt de priester met uitgestrekte handen het gebed na de communie.
137. Als het uitreiken van de Communie geëindigd is, reinigt de priester, de diaken of de acoliet de pateen boven de kelk en daarna de kelk zelf. Tijdens de reiniging zegt de priester in stilte: Heer, laat ons in een zuiver hart opnemen wat wij met de mond hebben genuttigd; en laat de gave die wij in dit tijdelijk leven hebben ontvangen, ons voor eeuwig tot geneesmiddel zijn.
138. Dan kan de priester naar de zetel teruggaan. Desgewenst kan er gedurende enige tijd een gewijde stilte in acht genomen worden dan wel een psalm of een andere lofzang of hymne gezongen worden.
139. Terwijl de priester bij het altaar of de zetel staat, zegt hij vervolgens, gekeerd naar het volk en met samengevoegde handen: Laat ons bidden. En allen bidden met de priester enige tijd in stilte, behalve wanneer er al een stilte aan voorafgegaan is. Vervolgens spreekt de priester met uitgestrekte handen het gebed na de communie uit.
Gebed na de Communie
Zegen en wegzending
144. De priester kust het altaar zoals aan het begin. Hij maakt met zijn assistenten de eerbiedsbetuiging en gaat terug.
145. Als er direct een andere liturgische plechtigheid volgt, wordt de wegzendingsritus weggelaten.
145. Vervolgens vereert de priester het altaar op de gebruikelijke wijze met een kus, zoals aan het begin. Hij maakt ten slotte met zijn assistenten een diepe buiging en gaat heen.
146. Als er onmiddellijk een andere liturgische handeling volgt, worden de wegzendingsriten achterwege gelaten.
Voorbereiding op de Mis
Gebed van de heilige Ambrosius Heer Jezus Christus, met eerbied en ontzag nader ik tot de tafel, waaraan U mij in uw grote goedheid uitnodigt. Want ik ben een zondaar en kan niet steunen op eigen verdiensten, maar ik vertrouw op uw barmhartigheid en liefde. Ik ben mij bewust van de vele zonden die mijn hart en mijn lichaam hebben beheerst en mijn leven hebben ontsierd; ik heb niet verhinderd dat het kwaad zich meester maakte van mijn denken en spreken. Daarom, God van liefde, ontzagwekkende Majesteit, kan ik in de ellende die mij benauwt slechts verlichting zoeken bij U, bron van barmhartigheid; in grote haast wend ik mij tot U om genezing, tot U neem ik mijn toevlucht ombescherming te vinden. Voor U als rechter ben ik beducht, maar ik verlang er naar U te ontmoeten als verlosser. Heer, ik maak voor U geen geheim van wat mij ontluistert en beschaamt. Ik ken mijn vele en grote zonden en daarom ben ik bevreesd, maar ik hoop op uw barmhartigheid die onbeperkt is. Zie daarom vol medelijden naar mij, Heer Jezus Christus, Koning in eeuwigheid, God en mens, die gekruisigd is voor ons, mensen. Gij zijt mijn hoop, verhoor mij; onuitsprekelijke bron van genade, heb medelijden met mij bij al mijn ellende en zonden. Wees gegroet, slachtoffer voor onze verlossing dat voor mij en alle mensen op het kruis is aangeboden. Wees gegroet, edel en kostbaar bloed, dat uit de wonden vloeit van mijn gekruisigde Heer Jezus Christus om de gehele wereld te reinigen van zonden. Heer, laat uw aandacht uitgaan naar uw schepsel dat Gij met uw bloed hebt verlost. Het spijt mij oprecht dat ik gezondigd heb, ik wil goedmaken wat ik heb misdaan. Genadige Vader, neem dan van mij weg alle ongerechtigheden en zonden om rein naar geest en lichaam uw hoogheilige gaven waardig te mogen ontvangen. En laat mij dan nu reeds proeven van uw Lichaam en Bloed, dat ik, onwaardige, wil nuttigen; laat dit mij zalig zijn als vergiffenis van mijn zonden en reiniging van alle ongerechtigheden, als verdrijving van slechte verlangens en herleving van goede bedoelingen, als heilzame aanzet tot U welgevallige daden en ook als krachtige bescherming van ziel en lichaam tegen de heimelijke listen van mijn vijanden. Amen.
Gebed van de heilige Thomas van Aquino Almachtige eeuwige God, ik mag naderen tot het Sacrament van uw eniggeboren Zoon, onze Heer Jezus Christus. Ik kom als een zieke tot de Geneesheer ten leven, als een onreine tot de Bron van barmhartigheid, als een blinde tot het Licht van de eeuwige klaarheid, als een arme en behoeftige tot de Heer van hemel en aarde. Ik doe dan ook een beroep op de overvloed van uw grenzeloze goedheid: wil mijn zwakheid genezen, was al mijn smetten van mij af, maak een einde aan mijn blindheid, verander mijn armoede in rijkdom en bekleed mij in al mijn schamelheid. Laat mij het Brood van de engelen ontvangen, de Koning der koningen en de Heer der heersers, met eerbied en ootmoed, met berouw en toewijding, met een zuiver en gelovig hart en met een oprechte bedoeling, zodat het mijn geestelijk welzijn ten goede komt. Ik bid U: geef dat ik van het Lichaam en Bloed des Heren niet alleen het teken ontvang, maar ook de werkelijkheid en de kracht die aan dit teken eigen is. Goede God, laat mij het Lichaam van uw eniggeboren Zoon, onze Heer Jezus Christus, geboren uit de Maagd Maria, zó ontvangen, dat ik tot zijn mystiek lichaam mag behoren en één mag zijn met zijn ledematen. Liefdevolle Vader, geef dat ik uw beminde Zoon, die ik nu onder de sluier van tekenen ga ontvangen, eens met ongesluierd gelaat voor altijd mag aanschouwen, zoals Hij met U leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Gebed tot de heilige Maagd Maria Moeder van liefde en barmhartigheid, allerheiligste Maagd Maria, ik, arme en onwaardige zondaar, neem van ganser harte tot u mijn toevlucht en doe een beroep op uw liefde: zoals gij eens uw beminde Zoon hebt bijgestaan toen Hij aan het kruis hing, sta zo ook mij, zondaar, genadig bij en alle priesters die deze dag hier en in heel de heilige Kerk de Eucharistie vieren: schenk ons de genade van uw hulp om voor het aanschijn van de verheven en ongedeelde Drie-eenheid een offer aan te bieden dat God waardig en welgevallig is. Amen.
Verwoording van de intentie Ik wil de Eucharistie vieren en het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus tegenwoordig stellen volgens de ritus vande heilige Kerk van Rome, tot lof van de almachtige God en van heel de zegevierende Kerk en tot heil van mijzelf en van heel de strijdende Kerk, voor allen die zich in mijn gebeden hebben aanbevolen, in het algemeen en in het bijzonder, en voor het welzijn van de heilige Kerk van Rome. De almachtige en barmhartige Heer schenke ons vreugde en vrede, verbetering van levenswijze, gelegenheid tot oprechte boetvaardigheid, genade en vertroosting van de Heilige Geest, en volharding in het goede. Amen.
Dankzegging na de Mis
Gebed van de heilige Thomas van Aquino Ik dank U, Heer, heilige Vader, almachtige eeuwige God, dat Ge mij, zondaar, uw onwaardige dienaar, niet om enige verdiensten mijnerzijds, maar alleen door de genade van uw barmhartigheid hebt willen voeden met het kostbaar Lichaam en Bloed van uw Zoon, onze Heer Jezus Christus. Ik bid U dat deze heilige Communie niet tot mijn veroordeling strekt, maar een heilzaam middel is tot vergiffenis, een wapenrusting van geloof, een schild van liefde, een uitdelging van mijn zonden, een beteugeling van begeerten en lusten, een toename van liefde en geduld, nederigheid en gehoorzaamheid en van alle andere deugden, een krachtige bescherming tegen hinderlagen van zichtbare en onzichtbare vijanden, een kalmering van mijn innerlijke en uiterlijke onrust, een hechte band met U, ene en ware God, en een zalige voltooiing van mijn leven. Ik bid U dat Ge mij, zondaar, wilt leiden tot het alles overtreffende feestmaal waar Gij, met uw Zoon en met de Heilige Geest, voor uw heiligen het ware licht zijt, de volledige verzadiging, de eeuwige vreugde, het hoogste genot en het volkomen geluk. Door Christus onze Heer. Amen.
Verzuchtingen tot de allerheiligste Verlosser Ziel van Christus, heilig mij. Lichaam van Christus, red mij. Bloed van Christus, verblijd mij. Water uit de zijde van Christus, was mij. Lijden van Christus, sterk mij. O goede Jezus, verhoor mij. In uw wonden, verberg mij. Laat mij niet van U gescheiden worden. Tegen de boze vijand, bescherm mij. In het uur van mijn dood, roep mij en laat mij tot U komen om met uw heiligen U te loven in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Opdracht van zichzelf Aanvaard, Heer, geheel mijn vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en mijn wil. Al wat ik heb of bezit is een gave van U: ik geef het U terug: beschik erover zoals Gij wilt. Geef mij slechts, met uw genade, een grotere liefde tot U: dan ben ik rijk genoeg en vraag verder niets meer.
Gebed tot onze gekruisigde Heer Jezus Christus Goede en liefdevolle Jezus, ik kniel voor U neer en bid U met grote vurigheid dat Gij in mijn hart levendige gevoelens wilt wekken van geloof, hoop en liefde, oprecht berouw over mijn zonden en een vast voornemen mijn leven te beteren, nu ik met groot medeleven uw vijf wonden in de geest aanschouw en overweeg, en denk aan hetgeen reeds de profeet David U, o goede Jezus, in de mond legde: ‘Zij hebben mijn handen en voeten doorboord, zij hebben al mijn beenderen geteld’. (Ps. 22 (21),17).
Alomvattend gebed, toegeschreven aan paus Clemens XI Heer, ik geloof, maar laat mijn geloof sterker zijn; ik hoop, maar laat miin hoop zekerder zijn; ik bemin, maar laat mijn liefde vuriger zijn; ik heb berouw, maar laat mijn berouw groter zijn. Ik aanbid U als mijn eerste begin; ik verlang naar U als mijn einddoel; ik dank U als weldoener te allen tijde; ik roep U aan als genadige beschermer. Laat uw wijsheid mij leiden, laat uw gerechtigheid mij beheersen, laat uw goedheid mij troosten, laat uw macht mij beschermen. Heer, ik bied U mijn gedachten aan, opdat ze uitgaan naar U. Ik bied U mijn spreken aan, opdat het betrekking heeft op U. Ik bied U mijn daden aan, opdat ze niet afwijken van U. Ik bied U mijn lijden aan, opdat ik het draag om U. Ik wil alwat Gij wilt, ik wil omdat Gij wilt, ik wil zoals Gij wilt, ik wil zolang Gij wilt. Heer, ik bid U: verlicht mijn verstand, beweeg mijn wil, zuiver mijn hart, heilig mijn leven. Laat mij mijn vroegere zonden betreuren, toekomstige bekoringen verdrijven, kwade neigingen beteugelen, ware deugden beoefenen. Geef mij, goede God, liefde tot U, afkeer van mijn zondig ik, zorg voor mijn medemens, onverschilligheid voor werelds goed. Laat mij erop bedacht zijn hogeren te gehoorzamen, lageren tegemoet te komen, vrienden te helpen, vijanden te sparen. Maak dat ik begeerte overwin door soberheid, hebzucht door vrijgevigheid, drift door zachtmoedigheid, lauwheid door vurige ijver. Leer mij verstandig zijn bij het geven van raad, standvastig bij gevaren, geduldig bij tegenslag, nederig bij voorspoed. Heer, laat mij aandachtig zijn in het gebed, matig in eten en drinken, ijverig in het vervullen van mijn taak, standvastig in mijn voornemen. Laat mij zorg hebben voor innerlijke zuiverheid, voor uitwendige bescheidenheid, voor een voorbeeldig gedrag, voor een geregelde levenswijze. Geef mij een voortdurende waakzaamheid om mijn natuur te beteugelen, uw genade te bewaren, uw wet te onderhouden en uw heil te verdienen. Leer mij hoe vergankelijk het aardse is, hoe groot het goddelijke, hoe kortstondig het tijdelijke, hoe duurzaam het eeuwige. Maak dat ik voorbereid ben op de dood, en bevreesd voor het oordeel, dat ik aan de hel ontkom en het paradijs verkrijg. Door Christus onze Heer. Amen.
Gebed tot de heilige Maagd Maria O Maagd en allerheiligste Moeder Maria, ik heb nu uw welbeminde Zoon ontvangen, die u in uw zuivere schoot hebt mogen dragen, ter wereld brengen, voeden en in uw moederliefde omhelzen. Hem die u nu mag aanschouwen om voor altijd gelukkig te zijn, bied ik u nederig en vol liefde aan: neem Hem op in uw armen, schenk Hem de liefde van uw hart, bied Hem aan de allerheiligste Drie-eenheid als hoogste hulde aan, tot groter eer en glorie van uzelf en tot heil van mij en van de gehele wereld. Liefdevolle Moeder, ik durf u vragen: verkrijg voor mij vergiffenis van al mijn zonden, overvloedige genade om Hem voortaan trouw te dienen en ten slotte de genade van volharding om Hem eens met u te kunnen prijzen en danken door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Concordat cum editione approbata
Harlemi, 2 octobris 2021
+Johannes Hendriks

in memoria Ss. Angelorum Custodum